17 december 2018

Achtergrond: Slot Honselersdijk – deel 2 –

van Kasteel naar Paleis en het verval (2)

door Piet van der Valk

Karel van Aremberg
Karel van Aremberg tekende, na lange onderhandelingen, op 16 april 1612 de verkoopovereenkomst van zijn Westlands bezit. Deze bezittingen gingen voor een bedrag van f. 360.000 naar Frederik Hendrik graaf van Nassau. Naast dit slot te Honsel werden ook de heerlijkheid van Honselersdijk, de hoge heerlijkheid van Naaldwijk, het ambacht van Wateringen, het patronaatsrecht in de kerk van Naaldwijk, de ambachtsheerlijkheid van de Opstal, het windrecht van enkele molens, de visrechten in wat later de Nieuwe waterweg werd en verder de daarbij behorende Gebouwen, Rechten en Inkomsten, in de verkoop betrokken. Dit betrof ook de schilderijen van de heren van Naeldwijck, die toen in de Oude Kerk in Naaldwijk hingen. U moet zich voorstellen dat de bevolking, de welgeboren mannen en schout en schepenen van de verschillende heerlijkheden of dorpen verheugd waren dat het bezit weer in handen van de Prinsen van Oranje kwam. Prins Maurits van Oranje Nassau, was toen Stadhouder van o.a. Holland en kreeg op 6 juli 1612 door Frederik Hendrik, toen net 28 jaar oud, het slot te Honselersdijk opnieuw ter beschikking gesteld. Maurits voorganger en oudere halfbroer Filips Willem was op 51 jarige leeftijd met
Eleonora van Bourbon-Condé getrouwd, maar het stel bleef kinderloos. Maurits zelf, de eeuwige vrijgezel, deelde wel het bed met 6 dames en die schonken hem totaal 8 erkende bastaardkinderen, die hem niet konden opvolgen. Maurits erfde wel het volledige bezit van Filips Willem. Frederik Hendrik van Oranje was de derde en jongste zoon van Willem van Oranje 1533-1584 en zijn 5de vrouw Louise de Coligny. Hij werd door zijn moeder volgens de Franse gebruiken opgevoed. Door de langere bezoeken aan Frankrijk, kwam hij al jong in aanraking met de wijze waarop het Franse hof daar invulling aan gaf en werd hierdoor geïnspireerd. Weer thuis in Holland hield hij zich, inmiddels ook als deskundige goed op de hoogte van de laatste architectonische ontwikkelingen daar. Op 4 april 1625 treedt Frederik Hendrik 1584-1647 in het huwelijk met de Amalia van Solms, zij was van Duitse afkomst. En zij blijkt ook een stimulans te zijn voor de bouwdrift van haar echtgenoot. met het overlijden van Maurits op 23 april, 19 dagen later, volgde Frederik Hendrik zijn halfbroer Maurits op. Hij werd stadhouder van vijf provincies, kapitein-generaal van het leger en vorst van Oranje en erfde veel bezit van Maurits. Hij wilde zich kunnen meten met de andere vorsten van Europa en de paleizen moesten hem deze prestigieuze uitstraling geven.

Het nieuwe Paleis
Al snel na de aankoop werden tuinen aan de Noordwestzijde van het slot beplant. Omdat het slot als gebouw al redelijk vervallen was, besloot Frederik Hendrik omstreeks 1615 het op termijn en in fases voor een belangrijk deel af te breken. Op de fundering na weliswaar en mogelijk ook de twee achthoekige torens en hij zou er een prachtig paleisvormige bebouwing voor terugzetten. De ondergrond ter plaatse bestond uit stevige zandplaten, die in een verleden door kreekvorming vanuit zee waren ontstaan. In die tijd werd er ook bij het slot in Honselaarsdijk gedeeltelijk heiwerk uitgevoerd en ja men heeft wateroverlast gekend. Hij vroeg bekende Hollandse en Franse architecten, tuinontwerpers en beeldhouwers om het werk voor te bereiden en in ontwerpen vast te leggen. Jacob van Campen moet de leidinggevende architect zijn geweest en verrichtte vanaf in de beginjaren van de bouw hier al het nodige werk. Arent Arentszoon ’s-Gravensandt, was schrijnwerker, tekenaar en een leerling van Jacob van Campen. Door noodzakelijke grondaankopen kwam het totaal van dit complex niet alleen in Honselersdijk te liggen, maar ook in Naaldwijk en Monster en Wateringen. De feitelijke ruwbouw voltrok zich in fases in de jaren 1621 t/m 1630. De aannemers waren voor het eerste deel, een zekere Arien Willeboortszoon Spierincxhoek uit Delft en voor volgend deel, Jan Ariensen Bijl en Fop Oenissen, beiden waren timmerlieden uit Haarlem, waarbij Spierincxhoek wel het hardsteen leverde. Het paleis werd opgetrokken uit ‘Leidschen steen’ en dak was belegd met de allerbeste Maasleien. De vensteropening werden bezet met Frans spiegelglas. Zodra de ruwbouw gereed was werd de fijne afwerking aan de binnenzijde ter hand genomen. Vanuit grote delen de republiek der Zeven Provinciën, of ook wel de republiek der Zeven Verenigde Nederlanden genoemd, werden vaklieden als schilders, schrijnwerkers, houtsnijders, steenhouwers, goudleerwerkers e.d. ontboden. Tot de passende klassieke decoratieve elementen behoorden zuilen, pilasters, kroonlijsten en frontons, die alle gevels van Honselaarsdijk sierden.

De impact van het Project
Frederik Hendrik en Amalia voelden zich verantwoordelijk voor het introduceren van de nieuwe bouwkunst in de Nederlanden. En ook hun secretaris Constantijn Huygens, speelde hierin zijn rol en waarvan de praktische leiding bij deskundigen beruste. Dat waren architecten als de Frans-Zweedse architect Simon de la Vallée, in de periode 1634-1637. Jacob van Campen vanaf 1637, maar van hem weten we dat hij al eerder betrokken was. Hij bleef tot ca 1646, waarna Pieter Post verantwoordelijk was. En Pieter Post werd later weer opgevolgd door zijn zoon Maurits. Als tuinarchitect werd de Franse André Mollet, ingeschakeld. Het paleis was ruim en had grote tuinen, met duizenden bomen en struiken, beelden, fonteinen en zelfs een maliebaan. We zitten nu al even in de periode van de Gouden Eeuw en die van de VOC, wat mede tot gevolg had dat er exoten in de tuinen kwamen. Er verrezen ook verschillende bouwwerken in de tuin, van volières voor vogels en fazanten, verblijven voor de verschillende soorten wilde beesten en paarden. Ook werd in 1636 onder andere het Speelhuis gebouwd, in een sobere stijl, door timmerman Pieter Corneliszoon van Kouwenhoven en metselaar Claes Dirrickszoon Dorthoven, gebouwd. En in de buurt van de hertenweide verrees het boswachtershuis, ca 150 meter ten westen van een ander bouwwerk, de eerste uitvoering van de Orangerie. De tuinen kenden ook de vele beschutte plekjes met Prieeltjes. Het totale oppervlakte moet tegen de 160 hectare aangelopen zijn, wanneer de het grondstuk tot aan de grote Gantel en de oprijlaan erin meetellen. Dat is ruim 20% meer dan het huidige totale oppervlak van alle delen van bloemveiling Royal Flora Holland daar nu tegenover, incl. het nieuwe World Horti Center. Met Honselaarsdijk als buitenverblijf, jachtslot en ook kunstgalerij onderstreepte Frederik Hendrik zijn toegenomen status als soevereine vorst van het Prinsdom Oranje en stadhouder van meerdere provincies in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Afwerking en verdere aanleg
Aan het interieur van het paleis werd erg veel aandacht besteed. Naast de vaste afwerkingen van wanden vloeren en plafonds werd het geheel opgewaardeerd met veel schilderijen ook die van enkele grote meesters als Rembrandt, Jordaens, Rubens en anderen. Deze schilderijen hingen in de vele vertrekken en werden afgewisseld door schilderwerk op jutte, wandtapijten, beelden, vazen en het nodige meubilair te plaatsen. Frederik Hendrik hield er grootse feesten en ontving er hoge gasten. De entree lag, door de nabije ligging van het paleis vlak aan huidige Dijkweg naar Naaldwijk, wat in de verdrukking. Maar tegenover het paleis ook wel ‘Koningshuis’ genoemd, lag de ‘De groote laan’, die naar de Middel Broekweg leidde. Maar komend vanaf die richting en rijdend per koets naar het paleis, moet het zicht, tussen de bomen links en rechts en zeker op wat opener plekken, zeer fraai zijn geweest. Men kreeg zo een uniek beeld op het paleis en z’n gouden pinakels, die de daken sierden. Links van de weg werd daar in 1638 de maliebaan van ca 750 meter lang aangelegd. De ondergrond van deze baan bestond uit een paar lagen fijngestampte zeeschelpen, waarbij de toplaag vermengd was met klei en weer afgestrooid en verdicht met fijne schelpen. Men speelde hier een sport die leek op golf, waarbij de bal wat groter was en werd geslagen met een soort poloclub, waardoor die bal laag en onder de bomen bleef. Rond 1640 werd de Nederhof gebouwd, maar ook dat had nog wel de nodige consequenties. Het toenmalige dorpsplein met de nodige woonbebouwing stond dat eigenlijk voor in de weg. Na veel plannen, zie hiervoor ook de tekening van Balthazar Florentius van Berckerode uit 1638, werd besloten een deel van de woonbebouwing, die op de tekening zichtbaar is af te breken. In het bestek werd de aannemer daarom verplicht gelijktijdig met de bouw van een grotere Nederhof ook nieuwe woningen aan een nieuw aan te leggen water de Prinsegracht, voor eigen rekening, terug te bouwen. Op 7 april 1640 werd de aannemer het werk gegund, het was de rentmeester van de Prins, Sijmon van Catshuijsen. Hij kwam oorspronkelijk uit den Haag en had zijn positie, zoals toen gebruikelijk was, gekocht. Hij had kennelijk voldoende ervaring en zou dit werk voor 62.000 Carolus gulden bouwen. Het eigenlijke bouwen besteedde hij weer uit aan onderaannemers. De stalvleugel moest in maart 1641 klaar zijn en het gehele werk diende in november van dat jaar te worden opgeleverd. In de Nederhof bevonden zich de stallen, badruimtes, ruimtes voor personeel en er werd ca 4,5 jaar later ook een bijzondere zaal ingericht. Zolang Sijmon van Cathuijsen leefde kon hij zijn uitgebreide grondbezit en overige activiteiten zelf managen, maar na zijn dood kwamen er toch wel de nodige lijken voor de erfgenamen, met name zijn vrouw uit de kast.

Predicksael
Vanaf eind 1643 werd er gebouwd aan een spiegelbeeldig gebouw, zoals de Nederhof, maar dan aan de westzijde van het paleis. Dit werd in november 1643 voor 63.500 gulden aangenomen door deze Dirck de Milde, de opzichter van de bossen en terreinen van de Stadhouder in Honselaarsdijk. Daarnaast moet de Milde aan het hoofd van een voor die tijd grotere bouwonderneming hebben gestaan, gezien de vele uiteenlopende werkzaamheden die hij in de loop der jaren ook op Honselaarsdijk aannam, zoals graafwerk, metsel- & timmer- en schrijnwerk. De buitenmuren bestonden, net als de Nederhof, voornamelijk uit rode baksteen en de daken van de lange gebouwen werden afgedekt met blauwgrijze pannen, terwijl de hoekpaviljoens waren afgedekt met leien. Zoals eerder beschreven was Stadhouder Frederik Hendrik en zijn vrouw Amalia liefhebbers van architectuur en lieten zij in die tijd ook Huis ter Nieuburch te Rijswijk bouwen, verbouwden Paleis Noordeinde, Huis Buren, Kasteel van Breda, Huis te Dieren en het Huis Zuylenstein. In de Nederhof kwam in 1646 een ‘Predicksael’ die als kapel dienst deed. Alle wanden van deze zaal werden geschilderd, als ware het marmer. De preekstoel werd voor 500 gulden ook door Dirck de Milde zeer vakkundig uit het eikenhout gesneden. De bouw van Honselaarsdijk en de andere genoemde locaties, werden voor een groot deel betaald, uit de opbrengst van de Spaanse zilvervloot. Het was een aandeel daarvan, waar Frederik Hendrik recht op had en die door Piet Hein in het jaar 1628 op de Spanjaarden nabij Cuba werd buitgemaakt. Tot slot de laatste verbouwing die Frederik Hendrik in 1646 in gang zette was de vervanging van de twee achthoekige torens links en rechts van de voorgevel van het paleis. Hij liet Pieter Post hiervoor het ontwerp maken. Deskundigen oordeelden veel later dat daarmee het ‘oud-Hollandsch cachet’ van het gebouw verloren ging. Wel kreeg het gebouw hiermee een grotere gelijkenis met het veel grotere Franse kasteel van Versailles. Honselersdijk werd dan ook door tijdgenoten ‘het klein Versailles’ genoemd.

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met de monumentencommissie van gemeente Westland.

Bronnen:

  • Het huis Honselersdijk door Th. Morren 1905 en in 1990 opnieuw geschreven door prof. Dr. R. Meischke;
  • Stuk van Ruud Meischke en Koen Ottenheym over Honselaarsdijk: Tuin en park, speelhuis 1636 en Nederhof 1640-1644 uit het Jaarboek Monumentenzorg 1992, de jaarboeken van GOW
  • Internet.