K12 Meelhandel Van der Valk
In 1583 stond hier de ‘Woning Westerijck’ met 18,7 ha land. In 1804 verkocht Wilhelmina Twent, weduwe van Adriaan van Vredenburch een perceel land, 81,6 are groot, aan scheepsmaker Cornelis van der Vree. Cornelis creëerde er een lustplaats op, die hij Vreeburg noemde. In 1857 werd Arie van der Knaap hier tuinder. Zijn schoonzoon Jan van Wingerden volgde hem op. Meelhandelaar Jan van der Valk kocht in 1902 van hem 7,62 are. Hij bouwde er in dat jaar een meelpakhuis op en in 1903 dit woonhuis. De graanboten meerden aan langs de Lange Watering. Met slangen werd het meel uit de boten over het woonhuis naar het pakhuis gezogen. De beugels om de slangen vast te zetten zijn nog te zien op de zijmuur van het
Buitenplaats Vreeburg
De locatie van de buitenplaats Vreeburg is al herkenbaar op de kaart van Kruikius uit 1712, maar het was niet belangrijk genoeg om er een naam bij te vermelden. Zeker is wel dat het toen nog niet de naam Vreeburg droeg. Ongeveer dezelfde contouren zijn terug te vinden op de kadasterkaart van 1832 met de perceelnummers 82, 83 en 84, waar bij het laatste nummer wordt vermeld: Lustplaats. De kaarten laten wel enige verschillen zien in de bebouwing.
In 1803 kocht Cornelis van der Vree van de Hollewatering een stuk grond van Wilhelmina Diederica Twent, weduwe van Adriaan van Vredenburch. Adriaan was bij leven burgemeester van Delft en bewindhebber van VOC Delft. Bij de koop wordt alleen over tuinbouwgrond gesproken, van de bebouwing die op de kaart van Kruikius is te zien, is dus al geen sprake meer. Cornelis van der Vree liet op zijn grond ‘Vreeburg’ verrijzen, alwaar hij op 24 mei 1828 overleed. De erven van Cornelis verkochten Vreeburg aan rustend predikant Engelbertus Leonardus de Bruijn uit Wateringen. Deze zette hem weer te koop in 1838. Door de advertentie die hij in verschillende dagbladen plaatste, krijgen we een beeld van wat hij ‘Buitenplaatsje Vreebrug’ noemde. Het stond op een stuk grond van ongeveer 1 hectare en had als entree een royale brug met hek. Het huis had een brede marmeren gang, drie kamers beneden, keuken, kelder en boven nog eens vier kamers. In de tuin vond je wandellanen met daarlangs bomen, heesters en bloemen en een aangelegd beekje sloot al kronkelend een prieeltje in. Langs het water stond een koepeltje en er werden hoenders, duiven en eenden gehouden. Verder was er nog een moestuin en een fruitmuur met druiven-, perziken-, abrikozen- en perenbomen. Aan bebouwing was er nog aanwezig een schuur, een mangelkamer (om te strijken), een koetshuis, een paardenstal en een schuitenhuis. Bovendien stonden er nog drie huurwoningen op. Het mag dan klein zijn geweest, maar het ontbrak aan niets. De buitenplaats werd gekocht door Jan Warendorp uit Wateringen.
Dat niet alles van de genoemde bebouwing op de kadasterkaart van 1832 te zien is, is te verklaren uit het feit dat de metingen voor de kaart in 1813 zijn gedaan en dat er in 1819 een controleslag is uitgevoerd. Cornelis van der Vree bouwde Vreeburg pas in 1822 of 1823.
Meelhandel van der Valk
In de advertentie van predikant De Bruijn werd ook vermeld dat het zeer geschikt was om er een fabriek of bedrijf in te beginnen. Dat had Jan van der Valk aangesproken, ook al hebben we het nu over jaren later. Jan was in heel Kwintsheul bekend als de meelhandelaar, maar niet in het pand dat hierboven beschreven wordt. Het huidige pand, dat hij gebruikte als woonhuis, is volgens het kadaster gebouwd in 1890. De eerste steen vermeldt echter, zij het vaag, 1903. Het is onbekend wat hier de achtergrond van is.
De graanboten meerden vroeger aan langs de Lange Watering aan de zijkant van het huis. Met grote slangen werd de meel uit de boten gezogen. De beugels om de slangen vast te zetten zijn nog te zien op de muur aan de zijkant. Deze slangen liepen via de zolder van het huis naar het naast gelegen pakhuis.
Meelhandel Van der Valk was een begrip, dus kon het niet ontbreken in het gedicht ‘Ode aan mijn geboortedorp Kwintsheul’, waarvan de dichter helaas onbekend is: [………] Jan Valk en Adriaan Janzen
lieten Muizen op meelzolders dansen.
Familie Cornelese
Rond 1980 werd het woonhuis gekocht door de familie Cornelese. Dat de frase uit voorgaand gedicht naar waarheid was, bleek toen het huis na aankoop werd opgeknapt. Op zolder werden duizenden muizenlijkjes gevonden, bij elkaar met een inhoud die naar schatting een kubieke meter betrof!!! En veertig jaar na dato is het nog altijd ‘het huis van meelhandel Jan van der Valk’. De bewoners hoorden vanuit een langsvarende boot iemand zeggen: “Zo, Jan is nog laat op, het licht brandt nog…”.
- Ligt aan/bij vaarwater