Toren Grote kerk Monster
De onderstaande tekst is afkomstig uit het boekje ‘Beknopte geschiedenis van de Hervormde Kerk Monster’ (2003) van de hand van Th. Van Straalen.
De toren van de NH kerk te Monster
De laatste bouwfase van de kerk omvatte de bouw van de huidige toren en de sloop van de oude, kleinere tufstenen voorganger. In het Kapittelarchief van Naaldwijk bevindt zich een akte uit 1443, waarin sprake is van het verhogen van de toren. Daaruit blijkt dat in dat jaar al een stuk van de huidige toren is opgetrokken. Wellicht stond het onderste gedeelte van de toren er al een aantal jaren.
De bouwtrant van de toren verraadt zijn Zeeuwse uiterlijk. In Zeeland vinden wij enige vergelijkbare torens, zoals die in ‘s-Heer Arendskerke. Zeer waarschijnlijk is een Zeeuwse bouwmeester de ontwerper van de toren geweest. Dat is des te waarschijnlijker omdat de Monsterse kerk onder de Abdij van Middelburg ressorteerde.
Onderzoek in zowel het gemeentearchief als in dat van de kerk, levert veel interessante informatie op over de bouwgeschiedenis van de toren. Het eerste herstel dat bekend is, dateert uit 1616/1617. Een volgende grote opknapbeurt vindt plaats in 1662. Deze restauratie werd betaald met ontvangsten van subsidies van de admiraliteit tot Rotterdam, de Staten van Holland en bijdragen van de kerkmeesters, tot een totaal bedrag van ƒ 3.000,-. Bij deze restauratie was de bouwmeester/architect Job van Swieten uit Den Haag. Hij heeft van dag tot dag een zeer uitvoerige rekening geschreven van wat hij gedaan heeft. Op 28 december 1661 is hij voor het eerst in Monster geweest om de toren op te nemen en metingen te verrichten. Voor dat werk rekent hij ƒ 4,- per dag. Op 14 januari 1662 heeft hij het bestek en de tekening naar Monster gebracht. Op 22 februari is hij “een dach tot Monster geweest, was den dach van Besteding ende bestecken gelesen”. Op 17 augustus 1662 is hij voor het laatst geweest. Bouwmeester Job van Swieten ging ongeveer tien keer per maand naar Monster. De eerste baksteen voor de restauratie werd aangevoerd op 7 maart 1662 en de laatste steen arriveerde op 2 mei 1662. In totaal zijn er negentien aankopen gedaan van steen, steeds circa 4500 – 6000 stuks.
In 1771 werden de west- en zuidgevel van de toren gerestaureerd. Bij deze restauratie werden onder andere de zuidelijke en de westelijke steunbeer, alsmede het grootste deel van de westgevel, wel vier tot vijf stenen diep uitgebroken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een rekening van metselaar Arij de Cocq uit Monster, die in 1771 twee van de bouwvallige gevels van de toren herstelde. De beide andere gevels werden in het jaar 1775 gerestaureerd. Bij deze restauratie werden 136.500 stenen verwerkt. In de rekening van de metselaar is ook te lezen dat het werk aan de toren op 25 maart 1771 begon met het plaatsen van een steiger en het slopen van het bouwvallige werk. Op 24 juni werd er begonnen met het metselwerk, dat tot 21 oktober van datzelfde jaar duurde. In deze vier maanden werden er behalve 161.000 stenen ook grote hoeveelheden kalk, tras en vier scheepsvrachten metselzand verwerkt. Al deze materialen werden met de schuit via de voormalige haven (Havenstraat) aangevoerd. Half november 1771 was het gehele werk
voltooid. Het mag voor die tijd gerust een hele prestatie genoemd worden om zulke grote hoeveelheden bouwmaterialen te verwerken. In de toren zijn vanaf 1662 ruim 850.000 stenen verwerkt. Dat is meer dan 1.000 m3 metselwerk!
Kerk en toren werden aan het begin van de twintigste eeuw getroffen door een brand. De kerk werd in 1902 hersteld, de toren enige jaren later in 1908. Bij dat herstelwerk werd toen ongeveer 405 m3 metselwerk uitgehakt en opnieuw ingemetseld. In de jaren 1971 en 1972 werd de eerste grote restauratie na de brand van 1901 uitgevoerd. Daarbij werden circa 75.000 stenen verwerkt. Sinds 1798 is de toren eigendom van de burgerlijke gemeente.
Opbouw van de toren
De toren is opgebouwd uit een overwelfde begane grond, drie verdiepingen en een zolder. Op de derde verdieping bevinden zich de klokkenstoel met de beide klokken en de galmgaten, die hier ook bekend staan als bomgaten. Ter hoogte van de zolderverdieping bevindt zich rondom de kap van de toren de torenomloop. De verdiepingen zijn te bereiken via een in en tegen de zuidgevel van de toren gebouwde traptoren. De toegang tot de toren bevindt zich in de westgevel; in de oostgevel bevindt zich de doorgang naar de kerk. Deze doorgang wordt niet meer gebruikt om in de kerk te komen. Een globale berekening maakt duidelijk dat de toren vanuit de fundering (de diepte waarop de fundering is aangelegd is niet bekend) is opgebouwd met zeker 2500 m3 metselwerk. Dit zijn globaal 2.000.000 bakstenen.
Enige afmetingen van de toren
De toren is vanaf de begane grond tot aan de vloer van de omloop ruim 36 meter hoog en tot aan de nok van het torendak 44,5 meter. Het kruis dat op het torendak staat is ongeveer 4,50 meter hoog. De begane grond van de toren is een vierkant en meet inwendig 5,50 meter en uitwendig 9,80 meter; de muurdikte bedraagt dus 2,15 meter. Op 10 meter boven de begane grond versnijdt de muur zich en heeft dan een muurdikte van 1,90 meter. Deze dikte behoudt de muur tot 28 meter boven de begane grond. Dan gaat de dikte tot de omloop over in 1,50 meter.
De steunberen zijn ter hoogte van het maaiveld 1,46 meter breed en 1,89 meter diep. Om op de omloop van de toren te komen moeten we vanaf de begane grond 169 treden beklimmen. De windwijzer is een leeuw; die komt veel minder vaak voor op torens dan hanen.
Gedenkstenen
Op de begane grond, tegen de zuidwand van de toren, bevinden zich twee gedenkstenen in de muur. Op de eerste staat: ‘Gerestaureerd in het jaar 1906’ en op de tweede is te lezen: ‘RENOVATUM 1991 – 1992’.
De klokken
Voor de brand in 1901 hingen er evenals nu twee klokken in de toren. De kleinste was 65 centimeter hoog en had een diameter van 75 centimeter. Deze klok droeg het opschrift ‘Vickersons en C. Limited Sheffield 1881. Patent cast steel 6945.’ De grootste klok had een opschrift in gotische letters en moet uit circa 1500 dateren. Deze klok is waarschijnlijk door de Kampense klokkengieter Gherardus de Wou gegoten. De twee klokken die nu in de toren hangen zijn nieuwe klokken van na de kerk- en torenbrand in 1901. De kleine klok dateert zelfs uit 1957 en dit exemplaar heeft al weer de klok van na de brand vervangen.
De grote klok draagt het volgende opschrift:
‘HERGOTEN FEBRUARI 1907 NA DEN KERK- EN TORENBRAND TE MONSTER OP 13 JULI 1901 ONDER BESTUUR VAN BURGEMEESTER J W J BARON TAETS VAN AMERONGEN. PETIT ET FRITSEN ME FUDERENT.’
Figuurreliëf: het wapen van Monster.
Deze klok heeft een diameter van 1,25 meter en weegt 1.225 kilogram. De kleine klok draagt als opschrift:
‘A.D. 1957 PETIT ET FRITSEN ME FUDERENT’ en heeft een diameter van 70 centimeter.
Toren baken voor de scheepvaart
Bij de restauraties van de toren vernemen we dat er een subsidie binnengekomen is van de Admiraliteit van Rotterdam. Die subsidie duidt op het belang van de toren voor de scheepvaart. Ook in andere archiefstukken lezen we daarover, onder andere in die van schippers en stuurlieden “wonende op den dorpe van de Heijde”. Zij dienen in 1734 een verzoek in bij het gemeentebestuur om met de stuurlui te gaan praten, omdat de toren van Monster een baken is bij het binnenlopen van de Maas uit zee vanuit het noorden, en deze noodzakelijk is voor de scheepvaart. In ditzelfde stuk staat, dat als de toren er niet meer zou zijn, alle zeekaarten opnieuw gemaakt zouden moeten worden. Daarbij moeten we bedenken, dat de Maasmond zeer breed was.
Th. Van Straalen